Blijdschap in de Godsstad

1.

Blij en verheugd ben ik in hem

die tot mij roept: Broeder, kom aan,

laat ons Gods woning binnengaan,

zijn woning in Jeruzalem!

Jeruzalem, wij komen aan;

wij mogen in uw poorten staan,

ja, onze voeten staan al binnen!

Jeruzalem is goed gebouwd,

een fraaie stad; wie haar aanschouwt,

zal haar met heel zijn hart beminnen.

2.

De stammen, die de HEERE kent,

gaan daarheen, waar Zijn woning is;

naar Israëls getuigenis;

waar men Zijn Naam met dank erkent.

Waar Davids huis het land beheert,

waar het gericht het volk regeert;

de stoel van David staat daar binnen.

Bid tot haar God; begeer van Hem

de vrede voor Jeruzalem;

het ga hen goed die u beminnen.

3.

Vrede en aangename rust,

en welvaart blijve in uw poort,

in uw paleis, dat ons bekoort;

uw vrede is ons aller lust.

Om al mijn broeders spreek ik nu,

om al mijn vrienden zeg ik u:

De vrede zij in uw paleizen!

Ik zal om ’t huis van onze HEER,

dat bij u staat, en om Gods eer,

u al mijn goede dienst bewijzen.


Psalmen, 122.